web analytics
Archive for the "kidsJezus" Category

HET DOCHTERTJE VAN JAÏRUS

In Kapernaüm, een stad dicht bij de zee, woonde een vader en een moeder met hun dochtertje van ongeveer 12 jaar oud. Het was een gelukkig gezinnetje en ze hielden veel van elkaar.
Maar er was iets vreselijks gebeurd, want het meisje was heel erg ziek geworden. Ze kon niet meer lachen, spelen en vrolijk zijn, ze lag alleen maar heel stil in haar bedje. Ze was zo ziek dat haar ouders bang waren dat ze zou sterven. De dokters hadden gezegd dat hun dochtertje niet meer beter kon worden.
Jaïrus, de vader van het meisje, dacht aan de Here Jezus, Hij kon zijn lieve meisje wel weer beter maken, dàt geloofde Jaïrus.
Hij ging snel op weg naar de Here Jezus, die was vlak bij de zee tussen een heleboel mensen.
Al die mensen waren gekomen om Jezus te zien en om naar Hem te luisteren. Ze drongen allemaal naar voren om maar zo dicht mogelijk bij Jezus te kunnen zijn.
Ook Jaïrus duwde en drong naar voren en viel op zijn knieën voor de Here Jezus neer. “Oh, Meester wilt U alstublieft met mij mee komen, want mijn dochtertje is zo ziek. Alleen U kunt haar genezen.”
Jezus ging gelijk met Jaïrus mee, maar ze kwamen zo langzaam vooruit tussen al die mensen.
Het duurde zo lang…

Tussen al die mensen was nog iemand die heel dicht bij Jezus wilde komen om Hem aan te raken. Het was een vrouw die al heel lang ziek was. Niemand had haar kunnen helpen, geen enkele dokter. De enige die haar beter kon maken, was Jezus, dàt geloofde ze heel zeker. Als ze Hem maar heel even aan kon raken, dan zou ze weer beter worden. Ze raakte de kleding van Jezus aan en direct voelde ze dat ze genezen was. Ze was zo blij en gelukkig, nadat ze 12
jaren ziek was geweest, voelde ze zich weer een gezonde vrouw.
Maar Jezus sprak: “Wie heeft Mij aangeraakt?” De discipelen zeiden: “Maar Meester, er staan zoveel mensen om U heen, die U allemaal aanraken.”
De vrouw schrok, want ze begreep dat de Here Jezus haar bedoelde. Ze kwam naar voren en viel op haar knieën voor Jezus en vertelde wat ze had gedaan.
Jezus was helemaal niet boos op haar en keek haar vriendelijk aan. Hij was heel blij omdat deze vrouw zo vast geloofde dat Hij haar beter kon maken. Hij zei tegen haar: “U bent genezen door uw geloof. Ga heen in vrede.”

Maar Jaírus werd steeds ongeruster, Het duurde allemaal zo lang, Hij was zo bang dat ze te laat bij z’n dochtertje zouden komen.
Daar kwam al een knecht aanlopen uit het huis van Jaïrus: “Val de Meester maar niet meer lastig,”zei Hij, “want uw dochtertje is al gestorven.”
Jezus hoorde wat de knecht zei en hij: “Wees maar niet bang Jaïrus, geloof maar dat Ik nog wel kan helpen.”
Toen kwamen ze eindelijk bij het huis van Jaïrus aan. Het was daar heel druk met mensen, die allemaal aan het huilen waren omdat het meisje was gestorven.
Jezus zei: “Waarom staan jullie hier allemaal zo te huilen? Het meisje is niet gestorven, maar ze slaapt.” De mensen moesten een beetje lachen. Ach, ze hadden toch zelf gezien dat het meisje dood was.
Jezus ging naar binnen met de apostelen Petrus, Johannes en Jakobus en met de ouders.
Hij kwam bij het bed waar het meisje lag. Pakte haar hand en zei: “Meisje, Ik zeg je, sta op.”
Het meisje opende haar ogen en kwam gelijk overeind. Ze liep direct naar haar vader en moeder toe en ze omarmden elkaar, wat waren ze gelukkig en blij.
“Geef haar eerst te eten”, zei Jezus.

Hij zorgde goed voor het meisje en zo zorgt de Here Jezus ook voor jou.
Als je pijn hebt en verdrietig bent, mag je alles aan de Here Jezus vertellen.
Hij luistert naar je en helpt je, want Hij is altijd bij je.

DE VERLAMDE MAN

Daar lopen 4 mannen over de weg naar Kapernaüm. Ze dragen een bed met zich mee en op dat bed ligt een man. Hij is ziek, verlamd aan zijn benen en armen. Hij kan ze niet bewegen en moet met alles geholpen worden.

De mannen, die hem dragen zijn z’n vrienden. Zij gaan de zieke man naar Jezus brengen. Ze hebben zoveel mooie dingen van Jezus gehoord, ze weten zeker dat Jezus hun vriend kan helpen, Hij kan hem weer beter maken, dat geloven ze met heel hun hart.

Dus gaan ze blij op weg en komen aan bij het huis waar Jezus is. Maar wat een drukte is het daar. Er zijn heel veel mensen, die allemaal heel dicht bij Jezus willen zijn en willen horen wat Jezus heeft te vertellen. Het is zo druk dat de mannen met hun zieke vriend helemaal niet bij Jezus kunnen komen. Iedereen wil Jezus zien en ze staan allemaal te dringen om maar vooraan dicht bij Jezus te kunnen staan.

Dat is verdrietig, zijn ze nu helemaal voor niets hier heen gekomen?

Ze kijken eens naar hun zieke vriend en ze zien de teleurstelling in zijn ogen. Moeten ze weer terug naar huis? Is de reis tevergeefs geweest? Oh nee, dat willen ze niet. “We verzinnen er wel wat op hoor, zeggen de vrienden tegen de verlamde man.

En ja hoor, dan hebben ze een heel goed plan.

Ze lopen naar de stenen trap toe, die bij alle Joodse huizen aan de buitenkant van het huis naar het dak loopt. Ze sjouwen hun vriend met bed en al naar boven en komen zo op een plat dak. Onder dat dak staat Jezus te spreken en daar moet hun vriend zijn. Ze halen een paar grote tegels van het dak weg en zien Jezus daar beneden staan. Ze halen nog meer tegels weg, net zo veel totdat het gat groot genoeg is om het bed met hun vriend er op, naar beneden te laten zakken. Eerst binden ze een paar stevige touwen aan het bed en dan laten ze heel voorzichtig het bed, met hun zieke vriend er op, zakken tot voor de voeten van Jezus.

Jezus ziet wat er gebeurt en stopt met preken. Hij ziet het grote geloof van de vrienden van deze zieke man. Ze weten zeker dat Jezus hun vriend kan genezen.

Jezus wordt niet boos, maar kijkt de zieke man vol liefde aan. Hij ziet wel hoe verdrietig deze man is omdat hij niet kan lopen. Maar hij ziet ook hoeveel verkeerde dingen deze man heeft gedaan, toen hij nog gezond was. Hij weet hoeveel spijt en verdriet deze man daarvan heeft en Jezus zegt: “Vriend, je zonden zijn je vergeven”. De man kijkt Jezus stralend aan, alle onrust is uit zijn hart verdwenen.

Er zijn ook veel Farizeeën tussen de mensen die naar Jezus staan te luisteren en ze kijken elkaar aan en fluisteren: “Hoe kan een mens nu zonden vergeven, dat kan God toch alleen?”Jezus weet wel wat er in hun harten omgaat en zegt tegen hen: “Wat is moeilijker om zonden te vergeven of om deze man te genezen? Ik zal laten zien dat de Zoon van God de macht heeft om zonden te vergeven”. En tegen de verlamde man zegt Jezus: “Sta op, neem je bed op en ga naar huis”.

De man springt op van blijdschap. Hij probeert niet eerst heel voorzichtig of hij zich echt wel kan bewegen. Nee, hij gelooft wat Jezus zegt, staat direct op en kijkt Jezus vol dankbaarheid aan, hij lacht en juicht van blijdschap.

De mensen kijken allemaal vol verwondering en ontzag toe en zeggen: “Wij hebben ongelooflijke dingen gezien….”

Dat was mooi hè, zoals Jezus deze zieke man weer beter maakte. Maar wat ook heel erg mooi was, dat was het geloof van de vrienden. Want dankzij het geloof en de hulp van zijn vrienden, werd deze man genezen.

Zo mogen ook wij elkaar helpen als iemand het heel moeilijk heeft. We mogen voor elkaar geloven en bidden en elkaar tot steun zijn, net als die vrienden.

LAAT DE KINDEREN TOT MIJ KOMEN

Kijk, daar lopen moeders op de weg met hun kinderen. De kinderen lopen vrolijk huppelend aan de hand van hun moeders. Ze zijn blij, weet je waarom?
Ze zijn op weg naar Jezus.

De moeders hebben hen verteld wie Jezus is, dat Hij hun Vriend wil zijn en heel veel van hen houdt. Zij willen hun kinderen graag het allerbeste geven en dat is Jezus.
Ze willen hun kinderen dicht bij Hem brengen, zodat Hij hen aan kan raken. Want ze weten wel dat dit heel belangrijk is voor hun kinderen.

Maar de discipelen zien de moeders en de kinderen komen en daar begrijpen ze helemaal niets van. Kinderen… wat moeten die nu doen bij de Here Jezus.
Daar heeft Hij het toch veel te druk voor.
En ze gaan naar de moeders toe en willen hen wegjagen.
“Jezus heeft het veel te druk voor jullie kinderen. Kinderen horen niet bij de Here Jezus. Vooruit, ga maar weg”, roepen de disipelen.

Jezus ziet wat er gebeurt, Hij ziet dat de discipelen de moeders en kinderen weg willen jagen. Hij wordt heel erg boos op zijn discipelen en Hij zegt: “Wat doen jullie nu toch? Dat mag helemaal niet. Laat de kinderen bij Mij komen. Je mag de kinderen niet wegjagen. Kinderen horen bij Mij en Ik houd heel veel van hen”.

De kinderen horen die vriendelijke stem en ze zien en voelen dat Jezus heel veel van hen houdt. Ze zijn ook helemaal niet bang, al hebben ze Jezus nog nooit gezien. Ze rennen naar Hem toe en gaan dicht tegen Hem aan staan. Jezus neemt de kleinste kinderen op Zijn schoot en Hij praat en lacht met hen. Hij houdt zo veel van de kinderen, Hij wil ze graag gelukkig maken.
Hij legt Zijn Handen op hun hoofd en zegent hen. Hij belooft hen dat ze gelukkig zullen worden en later bij Hem in de Hemel mogen komen.

De moeders staan blij toe te komen, wat heerlijk, wat zijn ze blij voor hun kinderen.

Tegen de discipelen zegt Jezus: “Zo moeten jullie worden, net als de kinderen. Dan kunnen jullie later ook in de Hemel komen.”

De kinderen vertrouwden Jezus helemaal en ze voelden zich zo blij en gelukkig bij Hem.
Het was heel fijn om zo dicht bij Jezus te mogen zijn.

En het mooie is, dat nog steeds alle kinderen heel dicht bij Jezus mogen komen.
Kinderen horen wèl bij Jezus. Hij zal nooit een kind wegjagen en er is nog nooit een kind bang voor Hem geweest.
Je mag altijd naar Hem toegaan en Hem alles vertellen, want Jezus heeft alle kinderen lief.

HEMELVAART

Veertig dagen waren voorbij gegaan nadat Jezus was opgestaan uit de dood.

Zijn vrienden, de discipelen en de vrouwen hadden hem allemaal gezien daarna.

En vandaag, 40 dagen na Zijn opstanding, was Jezus weer in Jeruzalem bij de discipelen. Maar ze bleven niet in de stad, ze gingen buiten Jeruzalem, naar de Olijfberg.

De discipelen luisterden goed naar Jezus want Hij vertelde hen onderweg weer zoveel mooie dingen. Ze begrepen dat Jezus niet op deze aarde zou blijven, maar weer terug zou gaan naar de hemel.

“Maar”, zei de Here Jezus, “Ik laat jullie niet alleen achter hoor, want ik zal jullie IEMAND zenden, die altijd bij jullie zal blijven. Hij zal jullie alles duidelijk maken, wat ik je heb verteld. Hij zal altijd bij jullie zijn en jullie leiden en alles leren over God de Vader en Mij. Dat zal De Heilige Geest, de Trooster doen. Jullie zullen nooit alleen zijn, want de Heilige Geest is een deel van God. Zijn Heilige Geest zal in jullie komen wonen”.

Daar werden de discipelen erg blij van. Jezus zei ook, dat ze terug moesten gaan naar Jeruzalem en daar moesten wachten op de Heilige Geest, die Jezus hen had beloofd.

“En als de Heilige Geest is gekomen moeten jullie aan iedereen in de hele wereld gaan vertellen dat Ik, Jezus, de Zoon van God ben. Dat ik ben gestorven aan het kruis voor de zonden van alle mensen en dat Ik ben opgestaan en leef!

Als de mensen in Mij geloven mag je hen dopen in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest”.

Dat was een prachtig vooruitzicht, dat wilden de discipelen graag. Zij hadden Jezus leren kennen, ze waren vrienden geworden en Jezus had hen heel veel geleerd en verteld. Dat mochten zij nu weer door gaan geven aan alle mensen op de hele wereld. Dat was een opdracht, die Jezus hen gaf.

Zo kwamen ze op de Olijfberg. De discipelen wisten dat Jezus van hen heen zou gaan, ze wisten dat Hij weer terug zou gaan naar Zijn Vader in de Hemel. Maar ze waren niet verdrietig, want Jezus ging daar in de Hemel een plaats klaar maken voor alle mensen, die in Hem geloven, zodat ook zij later bij Hem mochten komen wonen in de Hemel.

Jezus keek Zijn discipelen nog eenmaal vol liefde aan. Hij strekte Zijn Handen uit en zegende hen. Toen raakten Zijn voeten los van de grond. De discipelen keken vol ontzag toe en zagen hoe een wolk Jezus aan het gezicht onttrok. Zij konden Hem niet meer zien. De wolk droeg Jezus omhoog, steeds hoger tot in de Hemel, waar Hij nu nog steeds woont bij Zijn Vader.

Was Hij nu voor altijd weg?

Plotseling stonden daar twee engelen in blinkend witte kleren bij de discipelen.

“Wat staan jullie daar?” spraken de engelen. “Jezus, die jullie zojuist op hebben zien varen naar de Hemel, zal ook weer terug komen. Eens zal Hij terug komen op de wolken en dan zal iedereen Hem mogen zien”.

Dat was een blijde boodschap, Jezus zou terugkomen, dat had Hij beloofd.

En nog steeds wachten wij op de terugkomst van Jezus.

Die dag komt, dat is zeker en dan zal het pas echt feest zijn. Dan komt Jezus ook ons halen en dan mogen we altijd bij Hem zijn. Er zal geen verdriet of pijn meer zijn, niemand zal nog honger hebben en er zal geen oorlog meer worden gevoerd.

We zullen altijd in vrede mogen leven en veel van elkaar houden.

GRATIS VOOR NIETS

Leuk hè om een kado te krijgen
zo maar helemaal voor niets
een mooie pop of een leren kick
of een spiksplinternieuwe fiets.

Er ligt ècht een kado op jou te wachten
het allermooiste dat bestaat
verpakt in goud en rood, versierd met strikken
waar alleen jouw naam op staat.

Je hoeft het alleen maar uit te pakken
en het een plaats te geven in jouw hart
want dat kado is jouw Vriend Jezus
die ook voor jou Zijn leven gaf.

Hij leeft, want Hij is niet dood gebleven
Hij is weer opgestaan uit het graf
om bij jou te kunnen zijn heel je leven
ieder moment en elke dag.

Haal het papier er maar eens af
neem het kado maar in ontvangst
voor je staat Jezus, die héél veel van je houdt
leg jouw hand maar in Zijn Hand.

Wat een verrassing hè, een kado voor ’t leven
dat nooit kapot gaat, roest of stuk
groot en sterk is als geen ander
dit kado brengt je ècht geluk!

Alle kinderen

Posted by: Cobiin kidsJezus, kidsKINDERGEDICHTEN
16
feb

ALLE KINDEREN

Alle kinderen mogen komen
alle kinderen groot en klein
allemaal kinderen van ÉÉN Vader
allemaal de liefste mogen zijn.

Of je nu rood of bruin of zwart bent
heel ondeugend, lief of stout
of je nu hier woont of in Timboektoe
er is een Vader die van je houdt.

Je kunt Hem niet zien en ook niet horen
toch is Hij in en om jou heen
bij Hem ben je veilig en geborgen
Hij laat jou nooit alleen.

Dat is God de Vader in de Hemel
Zijn Zoon is Jezus, dat is jouw Vriend
ieder kind mag bij Hem horen
omdat Hij jou lief en aardig vindt.

Luister eens, je wordt geroepen
Jezus noemt jouw naam:
” (jouw naam) , wil je Mij volgen,
zullen we samen verder gaan?”

Ik heb kinderen nodig
die Mijn vrienden willen zijn
van Mij willen leren
ook al zijn ze nog zo klein.

Je mag iedereen vertellen
dat Ik ook hun Vriend wil zijn
hen nooit zal verlaten
en altijd bij hen wil zijn.

Ik zal heel veel van jullie houden
dat mag je nooit vergeten
vertel het maar
heel de wereld moet het weten.

Kom nu maar bij Mij
dat vraag ik alle kinderen
daarom noem Ik jouw naam
niemand mag dat verhinderen.

Weet je nog van de storm
van dat bootje op het meer
het regende en waaide
de storm ging zo te keer.

Het bootje danste op de golven
op en neer en heen en weer
het werd omhoog geheven
kwakte dan weer op de golven neer.

Het dreigde soms te zinken
golven sloegen over boord
maar Jezus lag rustig te slapen
had Hij er niets van gehoord?

Wist Hij niet van het geweld
zo midden in de storm
de angst van de discipelen
gaf Hij daar niet om?

Meester help, we zinken
riepen zij in grote nood
plotseling bedaarde de storm
omdat Jezus het gebood.

Waarom zijn jullie toch zo bang
was Zijn verbaasde vraag
Ik ben immers bij jullie
je weet toch dat ik jullie nooit verlaat.

Ook al woeden stormen
in en om je heen
Ik ben altijd bij je
Ik laat je geen moment alleen.

Vertrouw nu maar op Mij
bij alles wat je doet
ga maar rustig slapen
Ik ben bij je, alles komt goed!

Jezus brak het brood en zei:
Dit is mijn lichaam
dat ik gaf voor jou
zodat je nooit zult vergeten
dat ik zo veel van je houd”.

Jezus nam de wijn en zei:
Dit is mijn bloed
het maakt je vrij
als je dit drinkt
denk dan aan mij.

Doe dit telkens weer
zodat je zeker mag weten
Jezus zal mij nooit vergeten
zo mag jij altijd aan Mij denken
en je hartje aan Mij schenken.