web analytics
Posts Tagged "discipelen"

HET LAATSTE AVONDMAAL

Jezus en zijn discipelen waren in Jeruzalem om het Pesachmaal (Pascha/Paasfeest) te vieren. Dit feest was toen een herinnering aan de tijd dat God zijn volk uit Egypte had geleid. Er werd een lam geslacht en ongedesemd brood gebakken, en saus met bittere kruiden klaar gemaakt, net zoals het toen in Egypte gebeurde. Het was een blij feest, een blijde herinnering aan de verlossing uit Egypte, een feest met dank in het hart.

“Waar gaan wij het Pesachmaal vieren?” vroegen de discipelen aan Jezus. “Ga maar naar de stad”, zei Hij. “Daar zul je een man zien lopen met een kruik op zijn hoofd, volg hem maar en vraag aan de heer van dat huis waar wij het Pesachmaal kunnen vieren”. De discipelen deden zoals Jezus had gezegd. Zij zagen de man lopen en volgden hem het huis binnen. De heer van het huis wees hen een zaal aan waar zij het Pesachmaal konden vieren. De discipelen maakten alles klaar wat nodig was voor het feest.

Het was een blij feest, maar de discipelen waren ook een beetje verdrietig. Jezus had gesproken over Zijn lijden en sterven en ze begrepen het niet. Wat zou er gaan gebeuren en waarom was dit nodig? Jezus zei: “Dit is de laatste keer dat ik met jullie dit Pesachmaal zal vieren, tot dat we in Mijn Koninkrijk zijn”. De discipelen schrokken, de laatste maal? Waar zou Jezus dan zijn? “Het zal niet lang meer duren, dat ik gevangen genomen zal worden”, sprak Jezus en dan moet ik sterven. Eén van jullie zal mij verraden”. De discipelen keken elkaar verbaasd aan. Nee toch, hoe kon nu iemand van hen Jezus verraden? Johannes, die dicht bij Jezus zat vroeg zacht: “Wie is het Here, wie zal U verraden?” Degene die ik een stuk brood geeft, die zal mij verraden”, antwoordde Jezus zacht, zodat alleen Johannes het kon horen. Toen gaf Hij het brood aan Judas.

Ook Judas was geschrokken van de woorden van Jezus. Zou Jezus weten wat hij van plan was. Kende Jezus zijn gedachten, het boze plan dat hij had beraamd? Wist Jezus wat er zou gaan gebeuren? Ook Judas vroeg: “Ben ik het Heer?” Jezus keek Judas heel verdrietig aan. “Ja, jij bent het. Ga maar doen wat je van plan bent”, zei Hij tegen Judas. Jezus wist alles van Hem. Judas stond op en ging naar buiten, de donkere avond in om zijn vreselijke plan uit te voeren.

De andere discipelen wisten niet wat Judas ging doen. Ze dachten dat hij nog iets ging kopen voor het feest, of iets moest brengen bij de armen. Maar Jezus wist het wel.

Ze aten van het brood en dronken van de wijn. Jezus nam het brood en brak er een stuk af. “Dit moeten jullie altijd blijven doen, als herinnering aan mij. Het gebroken brood, is een herinnering aan mijn lichaam, mijn leven, dat ook voor jullie gebroken zal worden”. Hij nam de beker met de wijn. “Deze wijn is een herinnering aan het bloed, mijn bloed, dat zal vloeien, ook voor jullie. Neem het brood en drink de wijn en doe dit later ook, zodat je altijd weer aan mij zult denken en aan het offer dat ik voor jullie heb gebracht. Dat mogen jullie nooit vergeten”.

Jezus vertelde, dat hij deze nacht gevangen genomen zou worden en veel zou moeten lijden en sterven. “Jullie zullen me allemaal in de steek laten”, zei Jezus. “Nee hoor”, riep Petrus, “ik zal U nooit verlaten, maar altijd bij U blijven. Ik zou wel voor U willen sterven”. “Ook jij zult me verlaten, Petrus.Vóór dat de haan in de vroege ochtend zal kraaien, zul je liegen en tot 3 x toe zeggen,dat je me nooit hebt gekend”. Petrus kon het niet geloven en de andere discipelen ook niet. Jezus verraden? Dat nooit.

Jezus sprak nog veel met de discipelen. Hij vertelde dat ze erg verdrietig zouden zijn, maar dat er ook weer iets heel moois zou gebeuren. Jezus moest wel sterven, maar Hij zou ook weer leven. Hij zou niet dood blijven, maar weer opstaan uit de dood. Daarna zou Hij naar de hemel gaan en daar mochten zij later ook komen. Toen baden ze samen. Jezus bad voor Zijn discipelen en voor alle mensen. Hij bad ook voor jou en voor mij. “Vader, ik wil dat ze allemaal bij Mij in de hemel komen”. Want niet alleen de discipelen mogen later bij Jezus in de hemel komen, maar alle mensen en kinderen van de hele wereld. Jezus stierf voor ons allemaal, maar dat begrepen de discipelen toen nog niet.

Jezus stond op. “Kom maar, laten we gaan, zei Hij. En ze gingen de donkere nacht in.

LAAT DE KINDEREN TOT MIJ KOMEN

Kijk, daar lopen moeders op de weg met hun kinderen. De kinderen lopen vrolijk huppelend aan de hand van hun moeders. Ze zijn blij, weet je waarom?
Ze zijn op weg naar Jezus.

De moeders hebben hen verteld wie Jezus is, dat Hij hun Vriend wil zijn en heel veel van hen houdt. Zij willen hun kinderen graag het allerbeste geven en dat is Jezus.
Ze willen hun kinderen dicht bij Hem brengen, zodat Hij hen aan kan raken. Want ze weten wel dat dit heel belangrijk is voor hun kinderen.

Maar de discipelen zien de moeders en de kinderen komen en daar begrijpen ze helemaal niets van. Kinderen… wat moeten die nu doen bij de Here Jezus.
Daar heeft Hij het toch veel te druk voor.
En ze gaan naar de moeders toe en willen hen wegjagen.
“Jezus heeft het veel te druk voor jullie kinderen. Kinderen horen niet bij de Here Jezus. Vooruit, ga maar weg”, roepen de disipelen.

Jezus ziet wat er gebeurt, Hij ziet dat de discipelen de moeders en kinderen weg willen jagen. Hij wordt heel erg boos op zijn discipelen en Hij zegt: “Wat doen jullie nu toch? Dat mag helemaal niet. Laat de kinderen bij Mij komen. Je mag de kinderen niet wegjagen. Kinderen horen bij Mij en Ik houd heel veel van hen”.

De kinderen horen die vriendelijke stem en ze zien en voelen dat Jezus heel veel van hen houdt. Ze zijn ook helemaal niet bang, al hebben ze Jezus nog nooit gezien. Ze rennen naar Hem toe en gaan dicht tegen Hem aan staan. Jezus neemt de kleinste kinderen op Zijn schoot en Hij praat en lacht met hen. Hij houdt zo veel van de kinderen, Hij wil ze graag gelukkig maken.
Hij legt Zijn Handen op hun hoofd en zegent hen. Hij belooft hen dat ze gelukkig zullen worden en later bij Hem in de Hemel mogen komen.

De moeders staan blij toe te komen, wat heerlijk, wat zijn ze blij voor hun kinderen.

Tegen de discipelen zegt Jezus: “Zo moeten jullie worden, net als de kinderen. Dan kunnen jullie later ook in de Hemel komen.”

De kinderen vertrouwden Jezus helemaal en ze voelden zich zo blij en gelukkig bij Hem.
Het was heel fijn om zo dicht bij Jezus te mogen zijn.

En het mooie is, dat nog steeds alle kinderen heel dicht bij Jezus mogen komen.
Kinderen horen wèl bij Jezus. Hij zal nooit een kind wegjagen en er is nog nooit een kind bang voor Hem geweest.
Je mag altijd naar Hem toegaan en Hem alles vertellen, want Jezus heeft alle kinderen lief.