web analytics
Posts Tagged "Jozef"

DE TWAALFJARIGE JEZUS IN DE TEMPEL

Jezus groeide op en werd een grote jongen. Hij woonde in het stadje Nazareth bij zijn ouders Jozef en Maria. Iedereen hield van Hem en de andere kinderen wilden graag met Hem spelen. Hij deed niemand kwaad en gehoorzaamde zijn ouders altijd.

Toen Hij 12 jaar oud was mocht Hij voor het eerst mee naar de tempel in Jeruzalem. Ieder jaar werd daar feest gevierd, Paasfeest. Alle mensen uit het hele land gingen dan op reis naar Jeruzalem om God te loven en te prijzen. Ze dankten God en dachten er aan dat Hij hen vroeger uit het lang Egypte had geleid. Nu mocht Jezus voor de eerste keer mee naar Jeruzalem omdat Hij 12 jaar was. Hij vond het heerlijk, want nu zou Hij ook die prachtige tempel mogen zien en daar ook Zijn Vader in de Hemel mogen loven en prijzen. Het was een grote vrolijke stoet mensen die met elkaar liederen zongen. Zij trokken door het prachtige land met bloemen, akkers met golvend koren, mooie riviertjes en soms ook dorre streken. Eindelijk kwamen ze op een heuvel en vanaf die plaats kon je de stad Jeruzalem zien liggen. Jezus werd er stil van, zo mooi was de aanblik van die stad. Tussen al die mooi witte gebouwen zag Hij ook het blinkende gouden dak van de tempel. Het feest duurde 7 dagen en al die tijd bleven Jozef, Maria en Jezus in Jeruzalem.

Toen het feest voorbij was begonnen ze weer aan de lange reis naar huis, net als al die andere mensen. En weer gingen ze daar in een grote blije optocht van mensen. Jezus liep niet bij Jozef en Maria, maar dat vonden zij niet erg. Ze dachten dat Jezus wel met de andere kinderen meeliep bij familie of vrienden. Als het donker werd zou Hij wel naar hen toe komen. Maar toen het avond werd en al helemaal donker, was Jezus nog niet teruggekeerd bij z’n ouders. Maria en Jozef werden heel ongerust en gingen overal zoeken, langs die hele lange rij mensen en ze vroegen aan iedere bekende: “Hebben jullie Jezus gezien?” Maar niemand had Jezus gezien en ten einde raad gingen Jozef en Maria weer helemaal terug naar Jeruzalem. Zou Jezus dan toch niet mee terug zijn gegaan? Zou Hij nog in Jeruzalem zijn? Ze zochten overal in de stad en ze vroegen aan iedereen of ze Jezus hadden gezien, maar ze vonden Hem nergens. Tenslotte kwamen ze bij de tempel. Zouden ze daar dan maar eens gaan kijken? Ze gingen naar binnen en kwamen in een grote zaal waar de priesters en schriftgeleerden les gaven uit de Bijbel. En daar…..midden tussen die wijze, geleerde mensen…..daar zat Jezus. De mannen die om Hem heen zaten keken Hem vol bewondering aan. Ze stonden versteld van zijn verstand en de wijze vragen, die Hij stelde. Maar Maria zag dat niet, ze rende naar Jezus toe en sloot Hem in haar armen. “Waarom ben je niet met ons mee gegaan terug naar huis? Je hebt ons zo ongerust gemaakt, we hebben 3 dagen lang naar je gezocht?” Jezus keek Zijn moeder aan en zei: “Wist u dan niet dat ik moest zijn in het Huis van Mijn Vader? ” Toen begreep Maria het, Jezus was helemaal niet ongehoorzaam geweest. Maar zij had helemaal vergeten dat Jezus de Zoon van God was. God was Zijn Vader en Jezus wilde graag zijn in de tempel, het Huis van Zijn Vader. Gehoorzaam ging Jezus weer mee naar huis met Maria en Jozef.

Hij bleef in Nazareth wonen bij Maria en Jozef. Hij speelde en leerde, groeide op en Hij leek net als de andere kinderen en mensen. Maar er was één heel groot verschil, want Jezus deed nooit iets dat verkeerd was. Dat kwam omdat Hij de Zoon van God was.

DE GEBOORTE VAN JEZUS

Daar gaan twee mensen langs de weg, het zijn Jozef en Maria.

Zij komen uit het dorpje Nazareth en zijn op weg naar Bethlehem, dat is de stad van koning David. Zij zijn nog familie van koning David en daarom moeten zij in die stad hun naam op laten schrijven.
Dat wilde keizer Augustus, die de baas was over het land. Hij wilde weten hoeveel mensen er in zijn land woonden en daarom moesten alle mensen op reis naar de stad waar hun familie vandaan kwam, ook Jozef en Maria.

Het was een lange reis en Maria was erg moe, ze hadden al zo ver gelopen.
Maar Jozef en Maria waren ook heel gelukkig want ze wisten dat Maria moeder zou worden.
De engel Gabriël, had haar verteld dat ze een kindje zou krijgen. Niet zo maar een kindje, maar het zou de Zoon van God zijn, de Redder en Verlosser die God al zo lang geleden had beloofd.
Dit kindje zou een Koningskind zijn en Maria mocht de moeder van dit bijzondere kindje zijn en God zelf was de Vader.
Oh….ze waren zo blij en gelukkig, maar ook zo ontzettend moe van de lange reis.

Het werd steeds drukker op de weg, want er waren zoveel mensen op reis.

“We zijn er bijna hoor Maria, nog even volhouden”, zei Jozef. “Kijk, daar in de verte zie je Bethlehem al liggen en als we daar zijn, gaan we gauw een plekje voor je zoeken en kun je eindelijk uitrusten”. “Ja, dat is goed, Jozef, we zijn er bijna”.

Eindelijk waren ze bij de herberg, dat is een huis waar je kunt slapen als je op reis bent.
Jozef klopte aan de deur en de herbergier deed open.
“Heeft u een plaatsje voor ons om vannacht te slapen?”, vroeg Jozef.
“Nee hoor, alles is vol, er is geen plaats meer voor jullie”, zei de herbergier en hij wilde deur al weer dicht doen.
“Maar Maria is zo vreselijk moe en ze verwacht een kindje en ze heeft een plekje nodig om te rusten vannacht”.

De herbergier keek eens naar Maria en hij zag wel hoe moe ze was en hij kreeg medelijden met haar. “Weet je wat”, zei hij, “ik heb nog wel een plaatsje vrij in de stal bij de dieren, kom maar mee. Daar kunnen jullie wel slapen vannacht, in de herberg is geen plaats voor jullie.” Hij bracht hen naar de stal en wenste hen goedenacht.
Jozef maakte een bed van hooi voor Maria en toen gingen ze slapen.

In die donkere stille nacht, in die oude stal is toen iets heel moois gebeurd, het allermooiste dat ooit is gebeurd op aarde.
In die nacht is het kindje geboren dat de engel aan Maria had beloofd.
Het leek een gewoon kindje, maar het was een heel bijzonder kindje, het was de Here Jezus, de Zoon van God.

Maria nam het kindje in haar armen en wikkelde het in doeken, want ze had geen kleertjes voor het kindje. Er was ook geen wiegje, maar Jozef nam een voederbak van de dieren en maakte daarin een bedje van hooi. Toen legde Maria het kindje Jezus in de kribbe.
Jozef en Maria keken vol liefde naar het kindje Jezus, ze waren zo blij en gelukkig.
Ze wisten wel dat dit kindje later de Redder en Verlosser zou worden van alle mensen en kinderen op de hele wereld.
Maar nu mochten zij voor het kindje Jezus zorgen en dat maakte hen zo blij.
Maria wiegde het kindje zacht in haar armen totdat het in slaap viel.

Daar lag nu de Zoon van God als een hulploos kindje, in de kribbe in een oude stal.

En niemand wist nog van het grote wonder, dat Jezus was geboren, de Zoon van God.

Alles in Jezus

Posted by: Cobiin GEDICHTEN Cobi, Kerst
6
feb

ALLES IN JEZUS

De vrede van dat Kind
de eenvoud van die stal
de eerbied van die herders
‘k bid dat God ’t jou geven zal.

De wijsheid van de wijzen
’t geloof dat Maria leidde
Jozef z’n geduld
dat God ook jou hiermee vervult.

Kracht om te strijden
aanvaarden wat niet is te vermijden
hoop die je krijgt als je kijkt naar dat Kind
‘k Bid dat jij dit alles in Jezus vindt.