GOD DIE ALLES MAAKTE
Héél lang geleden was er nog helemaal niets, alleen maar een woeste donkere leegte. Er waren geen bloemen of bomen, geen dieren en ook geen mensen. Kun jij
je dat voorstellen dat er nog geen mens bestond?
Vreemd hè?
Maar weet je wie er wel bestond…God!
God was er altijd al, Hij is er nu en Hij zal er altijd zijn.
Er is nooit een moment geweest dat God er niet was.Toen ging God iets heel moois maken, iets waar wij nu nog steeds van mogen genieten, luister maar…
God zei: “Ik wil dat er licht is.” En toen was er licht. God noemde het licht: Dag, en het donker noemde Hij: Nacht.
Zo was er verschil tussen dag en nacht en God
wilde dat het licht er voortaan altijd zou zijn.
God was er blij mee en zag dat het goed was. Het werd donker, de nacht kwam en daarna weer het licht in de morgen.
De eerste dag.
Toen maakte God de mooie blauwe lucht, waar de wolken langs zweven. Dit deed Hij door het water te scheiden dat beneden was en boven.
Die mooie luchten noemde God: Hemel.
Het werd weer avond en weer morgen.
De tweede dag.
God wilde dat het woeste water zich terugtrok, zodat er ook land zou ontstaan.
En zo gebeurde het.
Het water bruiste nog wel, maar het kon niet meer overal komen, alleen daar waar God het wilde.
Het samengevloeide water noemde God: Zee, en het droge
land noemde Hij: Aarde.
En op die aarde zag je allemaal mooie groene puntjes verschijnen en ze werden steeds groter. God liet prachtige bloemen, bomen en planten groeien, in allerlei
soorten.
God was er blij mee en zag dat het goed was.
Het werd avond en weer morgen.
De derde dag.
Ook maakte God de zon, de maan en duizenden sterren.
De zon heerste over de dag, ze straalde aan de blauwe hemel en verwarmde de aarde, zodat de bloemen blij hun kopjes ophieven naar het licht.
De maan scheen over de slapende aarde en verlichtte de donkere nacht, samen met wel duizenden flonkerende sterren.
Nu zouden de dagen en de nachten elkaar altijd aflossen.
Ook de dagen, jaren en eeuwen zouden komen en gaan.
God was er blij mee en zag dat het goed was.
Weer kwam de avond en een nieuwe morgen.
De vierde dag.
En God wilde dat er vissen zouden zijn in de zeeën en rivieren.
Ook wilde Hij vogels in de lucht. Zo gebeurde het.
Het water was niet leeg meer, het krioelde van levende wezentjes, vissen en allerlei andere dieren die in het water plonsden en speelden.
In de lucht vlogen schitterende vogels en je kon het getjilp en gezang horen van de vogels in de bomen. Zij zongen het hoogste lied tot eer van God, hun
Schepper.
God zegende deze dieren en gaf hun de aarde om te wonen.
Zij maakten God blij en Hij zag dat het goed was.
De avond kwam en een nieuwe morgen.
De vijfde dag.
Daarna maakte God al de dieren in allerlei soorten, de wilde dieren, het vee en de kruipende dieren. Toen was de aarde vol van leven. Overal waren dieren, in de bergen, op de dalen, langs de zeeën en rivieren, in de woestijnen.
Alles wat God gemaakt had maakte Hem blij en Hij zag dat het goed was.
Maar het allermooiste moest nog komen.
Hij zei, Ik wil mensen maken die op Mij lijken, die Mij kennen en die van Mij kunnen houden.
Toen maakte God uit het stof van de aarde de mens, het allermooiste wezen dat op aarde bestaat en Hij blies Zijn levensadem in de neus van de mens.
De mens mocht gaan zorgen voor Gods prachtige schepping, voor de aarde en voor al de dieren die er op leefden.
God zegende de mens en gaf hem de hele aarde om daar op te leven en gelukkig te zijn.
En God zag alles wat Hij gemaakt had en het maakte Hem zo blij, want het was zeer goed!
Toen kwam de avond en weer een nieuwe morgen.
De zesde dag.
Op de zevende dag rustte God van Zijn werk.
Hij zegende die dag en maakte van de zevende dag een rustdag.
Voortaan zou de zevende dag een bijzondere dag zijn, een dag tot eer van God.
Zo maakte God de hemel en de aarde.
Zo machtig is onze God.
Het is in onze ogen niet te begrijpen, want wij zijn maar kleine mensjes en God is zoveel machtiger en groter.
God houdt heel veel van Zijn schepping en in het bijzonder van de mens.
Daar hoor jij ook bij, jij bent ook een schepsel van God en God wil niets liever dan dat Zijn kinderen gelukkig zijn.
Dat was het doel van Zijn schepping, dat mensen gelukkig zullen leven, dicht bij Hem.
Hij houdt van jou en jij mag van Hem houden, daar word je blij van.